Het gezag over minderjarige kinderen
Het ouderlijk gezag
Via de vastlegging van de afstammingsband ontstaat het ouderschap over het minderjarige kind en aansluitend het ouderlijk gezag.
De natuurlijke ouders of de adoptieouders hebben het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen.
Vroeger hadden ouders, in se de vader, de ‘ouderlijke macht’, die sommigen ook letterlijk namen en bijgevolg grenzeloos was en kinderen beschadigden.
Dit is gelukkig althans in het Burgerlijk Wetboek aangepast naar ouderlijk gezag voor vader én moeder sinds 1 juli 1974 en geëvolueerd naar een gecontroleerde bevoegdheid.
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend tot de leeftijd van 18 jaar. Bij wet van 19 januari 1990 werd de meerderjarigheid verlaagd van 21 naar 18 jaar.
Na de wet van 13 april 1995 is het beginsel van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag ingevoerd over de persoon en goederen van de kinderen,
zowel wanneer de ouders samenleven als wanneer ze niet samenleven.
Dit ontstane ouderlijk gezag kent rechten en plichten toe aan de ouders.
Ouders hebben volgende, gekende rechten waarbij steeds het belang van het kind voorop staat:
- recht op persoonlijk contact met het kind, het recht om zijn kind te zien (art. 374 BW), het is geen verplichting voor de ouders.
Via de verblijfsregeling wordt het persoonlijk contact bij de samenwonende ouders uitgeoefend. Wanneer ouders gescheiden zijn, wordt een omgangsregeling bepaald.
De familierechtbank zal de meest passende verblijfsregeling uitspreken in het belang van het kind en de ouders.
Voorrang gaat naar het co-ouderschap, maar de verblijfsregeling kan ongelijk worden opgelegd met een hoofdverblijf bij één ouder en een secundair verblijf bij de andere ouder.
Bij grote spanningen tussen beide ouders om de gepaste verblijfsregeling te vinden, kan de rechter een deskundige (psycholoog-psychiater) aanstellen
die de rechter in de familierechtbank hierover adviseert na alle partijen gehoord te hebben; - gezag over de persoon van het kind, het recht van bewaring, materieel en van zorg,
het recht om de dagdagelijkse opvoeding waar te nemen en het beslissingsrecht inzake fundamentele opties; Ouders zijn de bewindvoerders van hun minderjarige kinderen; - recht op respect van het kind;
- het recht om goederen te beheren met als doelstelling het doen opbrengen van het vermogen van de minderjarige en vertegenwoordigingsbevoegdheid in alle burgerlijke procedures;
- het vruchtgenot van de goederen van het kind, bijvoorbeeld intrest van een bankrekening;
- instemming tot het huwelijk, tot adoptie (minderjarige ouder dan 15 jaar dient zijn instemming ook te geven, instemming tot pleegvoogdij,
verzoeken van gerechtelijke ontvoogding, verzoeken tot verandering van (voor)naam.
Het ouderlijk gezag staat sinds de wet van 31 maart 1987 los van het huwelijk. Wat bepalend is, is de wettelijke afstamming langs vaderszijde en langs moederszijde.
Het is voorbehouden aan de juridische ouders en komt niet toe aan de stiefouders die het ouderlijk gezag niet kunnen uitoefenen tegenover hun stiefkinderen, zelfs wanneer zij gehuwd zijn met één van de juridische ouders.
Naast rechten hebben ouders ook plichten:
- het ouderschap ernstig en liefdevol opnemen naar best vermogen in het belang van het kind;
- onderhoudsplicht ten opzichte van hun minderjarige kinderen en soms ook tot na de meerderjarigheid wanneer zij een studie gestart zijn en deze op een ernstige manier opvolgen.
Op 1 augustus 2010 trad een nieuwe wet in werking ter bevordering van een objectieve berekening van de te betalen onderhoudsbijdragen aan hun kinderen.
De rechter dient dit goed te motiveren wanneer deze vraag aan zijn rechtbank wordt voorgelegd. De familierechtbank en niet langer de vrederechter wordt bevoegd; - op vraag van een ouder kan de rechter de ouders opleggen om een kinderrekening te openen en kan hij bepalen hoeveel elk van de ouders hierop stort;
- ouders zijn aansprakelijk voor de onrechtmatige daden gesteld door hun minderjarige kinderen (meer hierover bij het hoofdstuk over onrechtmatige daad).
Bij moeilijkheden in de uitoefening van het ouderlijk gezag is de familierechtbank bevoegd. De rechter kan één ouder een machtiging geven om een bepaalde handeling alleen te verrichten
of een beslissing te nemen in het belang van het kind.